Diagnose

Mogelijk Sjögren?

Bij droge ogen, droge mond en vermoeidheid in combinatie met spier- en gewrichtsklachten kan je arts denken aan de ziekte van Sjögren.
Deze klachten kunnen echter ook andere oorzaken hebben. Zo kan droogte optreden door het gebruik van bepaalde medicijnen. Ook andere ziekten, zoals diabetes mellitus (suikerziekte), kunnen droogte van je slijmvliezen veroorzaken.

Aanvullend onderzoek

Je reumatoloog of internist zal aanvullend onderzoek doen om erachter te komen of je klachten door de ziekte van Sjögren komen of een andere oorzaak hebben.
Er bestaat geen specifieke test waarmee Sjögren kan worden aangetoond. Je arts baseert de diagnose op het gesprek dat je met hem hebt, het lichamelijk onderzoek, het bloedonderzoek en eventuele andere onderzoeken aan je ogen of mond.

Soms wordt er geen andere verklaring gevonden voor je klachten. Deze kunnen dan worden omgeschreven als het sicca-syndroom. Als je arts daarnaast heeft ontdekt dat je klachten worden veroorzaakt door een onderliggende auto-immuunziekte, dan stelt hij de diagnose ziekte van Sjögren.

Bloedonderzoek

Bij Sjögren komen vaak één of meer antistoffen in het bloed voor. Dat kunnen de antistoffen ANA, anti-SSA en anti-SSB zijn en de reumafactor. Toch kun je ook Sjögren hebben zonder antistoffen.
Bloedonderzoek geeft ook inzicht in de mate van ontsteking. Dit wordt gemeten met de bloedbezinkingssnelheid (BSE). Bij de ziekten van Sjögren heb je vaak een verhoogde bezinking.

Eén op de drie heeft een verlaagd aantal rode bloedcellen (bloedarmoede) of een verlaagd aantal van bepaalde typen witte bloedcellen (leukopenie).

Ongeveer een kwart van de mensen met Sjögren heeft last van bloedarmoede. Dit komt doordat chronische ontstekingen vaak samengaan met een laag Hb-gehalte in het bloed, oftewel bloedarmoede.
Soms kunnen factoren zoals vitaminegebrek (bijvoorbeeld vitamine B12 en vitamine D) een rol spelen.
Als het nodig is onderzoekt je arts dit verder en stelt hij je een behandeling voor.

Speciaal oogonderzoek

Er zijn 3 vormen van oogonderzoek waarmee je arts kan bepalen of je ogen voldoende traanvocht aanmaken en hoe de kwaliteit van dat vocht is.
Vaak voert een reumatoloog of zijn assistent dit onderzoek uit, soms doet een oogarts dit.
-Schirmertest: Hiermee onderzoekt de arts hoeveel traanvocht je aanmaakt.
De oogarts hangt een smal reepje filterpapier aan je onderste ooglid.
Na vijf minuten controleert hij hoeveel millimeter van het papiertje nat is geworden.
Normaal is dat meer dan tien millimeter.
Bij de meeste mensen met Sjögren wordt het papiertje maximaal 5,5 mm bevochtigd.
Bij sommige mensen met Sjögren wordt het papiertje wel goed nat. Zij maken dan wel voldoende traanvocht, maar dit is van slechte kwaliteit.

-Bengaals rood-test: Als je oog droog is, controleert de arts met een kleurstof of je hoornvlies beschadigd is.
Voorbeelden van kleurstoffen zijn Bengaalsrood en Lissaminegroen.
Door de kleine hoeveelheid traanvocht veranderen de oppervlakkige cellen van het oogoppervlak. Door de speciale kleurstof in je oog te druppelen kan de oogarts vaststellen of de cellen van het oogoppervlak op deze manier veranderd zijn. De kleurstof hecht zich sterker aan je oog als je last hebt van droge ogen.

-Break-up-time-test: Je arts kan de kwaliteit van het traanvocht meten met de zogenaamde break-up-time-test, afgekort BUT-test.
Hij vraagt je om niet te knipperen. Dan meet hij het aantal seconden dat het duurt voordat de traanfilm op het oogoppervlak breekt.
Normaal duurt dit langer dan tien seconden, maar bij Sjögren breekt de traanfilm vaak eerder.

Onderzoek mond- en speekselklieren

De arts kan je mond en speekselklieren op verschillende manieren onderzoeken.
Soms zijn een keel- neus- en oorarts, een tandarts of een kaakchirurg bij dit onderzoek betrokken.
Tijdens een lichamelijk onderzoek kan je arts vaststellen of je (grotere) speekselklieren zijn verdikt.
Ook kan je arts de hoeveelheid en de samenstelling van je speeksel onderzoeken.

-Bij een sialogram spuit je arts contrastvloeistof in de uitgang van de speekselkliertjes in je mondholte.
De vloeistof maakt de speekselkanaaltjes zichtbaar op een röntgenfoto. Je arts ziet op de foto of deze kanaaltjes verstopt of uitgezet zijn.
Deze vorm van onderzoek wordt niet vaak meer gedaan omdat een lipbiopt veel meer informatie geeft.

-Bij een lipbiopt wordt de binnenzijde van je onderlip verdoofd, waarna een klein sneetje wordt gemaakt.
Vlak onder het oppervlak van het slijmvlies kunnen kleine speekselkliertjes worden gevonden.
Hiervan worden 4 tot 6 speekselklierdeeltjes ter grootte van een speldenknop weggehaald.
Het sneetje wordt met enkele oplosbare hechtingen dichtgemaakt.
In sommige ziekenhuizen wordt een biopt uit de oorspeekselklier genomen.
Onder de microscoop wordt duidelijk of er in dit weefsel afwijkingen worden gevonden die passen bij de ziekte van Sjögren. Zo moet de focusscore >1 zijn.

Andere onderzoeken

Als je arts denkt dat je de ziekte van Sjögren hebt, laat hij vaak nog enkele andere onderzoeken doen.
De aandoening kan namelijk klachten veroorzaken in verschillende andere organen.

Je arts kan bijvoorbeeld besluiten aanvullende bloedonderzoeken te doen naar de functie van je lever of je nieren.
Ook kan je arts een longfoto maken of een longfunctietest doen.

De uiteindelijke diagnose

Op basis van de bovenstaande onderzoeken kan je arts het vermoeden dat je Sjögren heeft wel of niet bevestigen.
Je arts combineert daarvoor de gegevens uit de verschillende onderzoeken.

 

Primaire en secundaire vorm
Er is een primaire en een secundaire vorm van de ziekte van Sjögren.
Heb je de primaire ziekte van Sjögren, dan heb je geen andere reumatische aandoening.
Heb je de secundaire ziekte van Sjögren, dan wordt bedoeld dat er wél sprake is van een andere reumatische aandoening, bijvoorbeeld reumatoïde artritis (RA) of systemische lupus erythematodes (SLE).